Een teeken door hetwelk op de watervlakte de plaats wordt kenbaar gemaakt onder welke zich een anker bevindt. Dit teeken is of van hout (blokbloei) of van kurk, of van metaal, en heeft soms den vorm van een ton of dubbelenkegel; het om het ankerkruis geslagen touw, de boeireep, is verscheidene keeren om de boei gewonden, en eindigt in den kattenstaart, waarmede de boei in de boot gehaald wordt wanneer het anker gelicht zal worden.
Deels om eigen verlies te voorkomen, deels om het beschadigen van andere schepen te vermijden, moeten alle schepen, die in havens of op reeden ankeren, hunne ankers met boeien voorzien, welk voorschrift reeds in de oudste zeerechten, namelijk in het wisby’sche en hanseatische, was opgenomen.