of Majo, ital. philoloog, geb. 7 Maart 1782 te Schilpario in de prov. Bergamo, overl. 9 Sept. 1854 op Castel Gandolfo bij Albano, trad 1797 in de orde der Jezuïeten en werd 1813 aangesteld aan de ambrosiaansche bibliotheek te Milaan, 1819 custos, vervolgens bibliothecaris aan de vaticaansche te Rome, 1825 apostolisch protonotarius, later prefect der Congregatie van den Index, 1838 kardinaal.
M. dankt zijn grooten roem vooral aan het weervinden en publiceeren van verloren werken uit de oudheid uit palimpsesten (zie ald.), die hij eerst door chemische middelen weer leesbaar maakte. Zoo ontdekte hij in de Ambrosiana fragmenten van zes redevoeringen van Cicero (Milaan 1814 en 1817), brieven en redevoeringen van Fronto alsmede brieven der keizers Marcus Aurelius en Lucius Verus (ald. 1815), den beroemden Codex Ambrosianus van Plautus (ald. 1815), Isaeus’ redevoering over de erfenis van Cleonymus (ald. 1815) , een redevoering van Themistius (ald. 1816) , verschillende boeken van Dionysius van Halicarnassus (ald. 1816), fragmenten van Philo, Eusebius en Porphyrius (ald. 1816), Eusebius’ Chonicorum libri duo (1818), enz. In de Vaticana vond hij Cicero’s De repubïica (Rome 1822, het laatst 1846). Zijn vondsten zijn verzameld in de Auctores classici e vaticanis codicïbus editi (10 dln., Rome 1828—38), Scriptorum veterum nova collectio e vaticanis codicïbus édita (10 dln., ald. 1825—38), Spicilegium romanum (10 dln., ald. 1839—44) en Nova patrum bihliotheca (7 dln., ald. 1852—54).