Gepubliceerd op 19-01-2021

Angelica

betekenis & definitie

L. (Engelwortel) Plantengeslacht van de Familie der Schermdragende gewassen, Umbelliferae, met een klein getal soorten verspreid over Europa, Noord-Azië en NoordAmerika (de soorten van het geslacht Archangelica (zie aldaar) werden vroeger ook bij dit geslacht gerekend); — kelkzoom onduidelijk, bloembladen lancetvormig, met rechten of ingebogen top, rugribben roodachtig, vrachtdrager 2-deelig. Angelica sylvestris (wilde èngelwortel, bosch- of water-angelica) groeit in Noordelijk Europa, ook in Nederland, bereikt een hoogte van 3 voet en houdt van beschaduwde slootkanten; bloeitijd Juli en Aug., — omwindsel ontbrekend of armbladig, bijzonder omwindsel veelbladig, top der bloembladen opgericht, vrucht bijna rond, wortel tamelijk groot; deze laatste bestaat uit een kortdikken cylindervormigen kop, die zich in dikke vezelen verdeelt.

In de Vereenigde Staten en in Canada wordt Angelica atropurpurea gevonden; haar wortel wordt soms in de geneeskunde gebruikt.

< >