L. Plantengeslacht van de Familie der Grassen, Gramineae, met een 100tal soorten over de tropen verspreid; voorn, soorten:
Andropogon nardus (indiaansche spiknard) — drievoudig saamgestelde grasspruiten; groeit veelvuldig in Oost-Indië, Ceylon en aan den Ganges; zij bevat een welriekende etherische olie, die in de parfumerie gebruikt wordt;
Andropogon Schoenanthus. (Kemelhooi, Kemelstroo) — grasstruik van bijna een voet hoog, gesplitst in harde halmen, met voet lange, smalle, harde, spitse bladeren, groen van kleur, prikkelend van smaak; aan den top der halmen eenige róode bloemen met donzige kleine bloembladen: wortel klein, hard, kwastig, harig, wit en droog: fijngewreven geven de bladeren dezer soort een sterken reuk af, terwijl zij een onaangenamen, sterk bitteren smaak hebben; op de Philipijnen en op sommige plaatsen in Indië wordt eze plant als krampstillend middel benut:
Andropogon muricatum van Bengalen en Kormandel levert de Iwarankusa-wortel, die als middel tot zweetdrijving wordt gebruikt.