Gepubliceerd op 23-02-2021

Andreas munch

betekenis & definitie

noorweegsch dichter, geb. 19 Oct. 1811, was de zoon van den 1832 overleden bisschop van Christiansand, Johann Storm M., een oom van Peter Andreas Munch (zie ald.). Hij studeerde te Christiania in de rechten en was 1841—46 redacteur van het blad „Den Constitutionelle”; sedert 1850 was hij amanuensis aan de universiteitsbibliotheek; 1860 stond het Storthing hem een jaarwedde toe, waardoor hij in staat werd gesteld, zich geheel aan de dichtkunst te wijden; ook was hij sedert 1863 a's buitengewoon hoogleeraar aan de universiteit werkzaam; hij overl. 27 Juni 1884 te Vedboek bij Kopenhagen.

Als dichter trad M. het eerst op met Ephemerer (1836) en het drama Kong Sverres Vngdom (1837). Andere gedichten gaf hij in de verzamelingen Digte, gamle og nye (1848), Nye Digte (1850), Sorg og Trost (1852 en meerm.), Digte og Fortdllinger (1855), Nyeste Digte (1861) en Efte-rsommer (1867) uit. Een reis naar Italië 1847—48 schilderde hij in BiUeder fra Nord og Sy.d (1849). Onder zijn drama’s dienen vooral genoemd: Salomon de Caus (1854), En Aften paa Giske (1855 en meerm.), Lord William Busselt (1857), Hertug Skule (1864) en Moder og Sön (1871). Merkwaardig is ook zijn romancyclus Kongedatterens Brudefart (1861). De Samlede Skrifter van M. werden gepubliceerd door M.

J. Monrad en H. Lassen (5 dln., Kopenhagen 1887—90).

< >