(graaf) hongaarsch staatsman, geb. 1825 te Weenen. Vroegtijdig in staatsdienst getreden, werd hij in 1845 „attaché” aan het gezantschap te Berlijn; in 1851 zaakgelastigde te Athene, in 1854 gezantschapssecretaris te Londen en in 1858 belast met de opdracht den czaar tot bijstand te bewegen tegen Napoleon en Sardinië.
In 1866 leidde hij de praeliminairen voor den vrede van Praag en vertegenwoordigde als gezant te Berlijn — sedert 1871 — de oostenr.-hong. monarchie op het congres te dier stede (1878). Hetzelfde jaar werd hij als gezant naar het hof van Sint James overgeplaatst, waar hij bleef tot in 1888. Toen trok K. zich uit het openbaar leven terug.
