Gepubliceerd op 28-02-2021

Allard pierson

betekenis & definitie

nederl. godgeleerde en letterkundige, geb. 8 April 1831 te Amsterdam, 1855—65 predikant, hoogleeraar te Heidelberg, daarna in de nieuwe letterkunde, de aesthetica en de kunstgeschiedenis te Amsterdam; schreef: Bespiegeling, gezag en ervaring (1855), Inductie en empirie (1858), De oorsprong der moderne richting (1862), Adriaan de Merival (3 dln. 1866), Schoonheidszin en levensioijsheid (1868), Geschiedenis van het Roomsch-Katholicisme

(4 dln., 1868—72), Intimis (6de dr. 1881), Een levensbeschouwing (2 dln. 1875—78), Studiën over Johannes Kalvijn (3! dln.), Geestelijke voorouders (1887—93), enz. P. overl. 27 Mei 1896 te Laren (Geld.).

< >