De vierde der Saksische koningen, geboren te Wantage in Berkshire, 849; zijn vader was Ethe] wolf, zoon van Egbert, koning der West-Saksers; alhoewel de jongste van vier zonen, beklom hij 23 jaar oud zijnde, na den dood van zijn broeder Ethelred, den troon. In zijn jeugd had hij blijken gegeven van groote leergierigheid, en onder leiding zijner verstandige moeder had hij zich, behalve lezen en schrijven, allerlei nuttige kundigheden eigen gemaakt; tegen de Denen, toen de meest gevreesde krijgers van Europa, had hij tevens in onderscheidene expeditiën groote veldheersbekwaamheden ten toon gespreid.
Na zijn troonsbestijging verdubbelde hij zijn pogingen om de onafhankelijkheid van zijn land te herstellen. In den aanvang waren deze pogingen ijdel; want, terwijl de Saksers zich ten deele onder het juk der Denen bogen, ten deele hun land of de bedreigde streken verlieten, kwamen onophoudelijk versehe hulpbenden van geoefende en geharde strijders de macht der Denen versterken. In 878 waren zij meester van geheel het land. Alfred, niet meer bij machte een leger bijeen te brengen, was verplicht in de woudrijke bergstreken zich te beveiligen; gedurende eenigen tijd vond hij onderdak in de hut van een koedrijver. Hij bleef echter met zijn getrouwen in verbinding, en zoodra een geest van verzet tegen de overheerschers viel waar te nemen, kwam hij te voorschijn, bouwde een versterking op een eiland (nog bekend als Athelney, „eiland der edelen” of „vorstelijk eiland”) te midden der moerassen van Somersetshire, werwaarts hij zijn getrouwe, volgers heenleidde, en vanwaaruit hij vele kleine doch telkens welberekende en meest succesvolle tochten tegen den vijand ondernam, die in deze kleine nederlagen zijn naam van onoverwinnelijk te zijn verloor, wat tengevolge had dat Alfred zich na betrekkelijk korten tijd aan het hoofd zag van een aanmerkelijke legermacht, waarmee hij de Denen in 878 nabij Edington in Wiltshire volkomen versloeg; na zich nog eenigen tijd in een versterkte plaats staande te hebben gehouden, kapituleerden zij; Alfred aanvaardde hun aanbod inzake gijzelaars, en hun plechtige belofte om het land van Wessex te verlaten; hun koning, Goedroen of Godroen, met een dertigtal van zijn volgers, ontving den doop en betoonde zich later een trouw bondgenoot.Na deze beslissende overwinning vermeerderde Alfreds macht, zoowel te land als ter zee — hij bouwde de eerste Engelsche vloot; hij dreef de overige Deensche legers steeds meer naar het noorden terug, en versloeg ze in verscheidene veldslagen totdat hij ze tot de noordelijke en oostelijke kusten had teruggedrongen. In 886 werd Alfred, zonder eenige vormelijke installatie, als koning van geheel Engeland erkend. Gedureilde het thansï volgende tijdperk van rust herbouwde hij de steden die in den strijd het meest geleden hadden, inzonderheid Londen; hij deed nieuwe vestingen verrijzen, onderrichtte zijn leger in den wapenhandel, moedigde den landbouw aan, en legde den grond voor die wetten en instellingen, welke zooveel hebben bijgedragen tot Engelands toekomstige macht. Van zijn politiek beheer is weinig bekend — hij riep een wetboek in het leven, verdeelde Engeland in gewesten, districten enz., stelde daarover voor elke gebeurtenis binnen hun gebied verantwoordelijke ambtenaren aan, hervormde de algemeene administratie enz. William Malmesbury verklaart in geestdriftige overdrijving, dat te dien tijde een beurs met geld veilig op den openbaren weg tentoongesteld kon liggen. In zijn eeuw van onwetendheid was Alfred een ijverig voorstander van de verspreiding van kennis, — zelfs kan van hem gezegd worden dat weinig monarchen van welken tijd ook een gelijken ijver voor de ontwikkeling hunner onderdanen aan den dag hebben gelegd. Hij deed vele latijnsche geschriften in de Anglo-Saksische taal .overzetten, en vertaalde zelf onderscheidene werken, zooals Vertroosting der Philosophie van Boëthius, de Kerkgeschiedenis van Beda;. in zijn vertalingen betoonde hij zich dikwijls meer dan overzetter, laschte eigen gedachten bij die van den schrijver in, helderde duistere en onduidelijke plaatsen op, enz.
Deze arbeid des vredes werd in 893 onderbroken door een nieuwe invasie der Denen, onder Haesten of Hastings. De afval op dit kritieke oogenblik van de bewoners van Northumberland en andere streken, verergerde den toestand. Alfred was evenwel op een oorlog voorbereid, en ofschoon de Denen zijn gebied in alle richtingen plunderend en verwoestend doorkruisten, werden zij in elk treffen door de Engelsche legermacht verslagen. Ten laatste vielen Hastings vrouw en kinderen in Alfreds handen: hij gaf Hasting zijn geliefde panden terug op voorwaarde dat hij met zijn leger het land verlaten zou; hierin werd toegestemd; een deel der Deensche troepen betoonde zich echter wederspannig aan het verdrag huns konings en hieven tot 897. Na nog vierjaren in vrede te hebben geregeerd, stierf Alfred, 27 October 901, zijn land in betrekkelijke welvaart aan zijn opvolger, zijn zoon Eduard, overlatende.