reiziger en natuuronderzoeker, 1815 te Petersburg geb., werd in 1830 te Kiew adjunct-prof., in de zoölogie, ondernam in 1840 met von Baer een reis naar de IJszee en van 1842—45 op last der academie van wetenschappen een naar het hooge noorden van Siberië. In de Beiträge zur Kenntniss des russ.
Reichs, door Baer en Helmersen uitgegeven (dl. 11, 1845), behandelde M. de ornithologische fanna van Lapland; de overrijke nitkomsten zijner tweede reis deelde hij mede in Reise in den äussersten Narden u. Osten Sibiriens (4 dln., 1848 volg.). Van 1855—57 was hij secretaris der academie van wetensch., werd in 1856 tot staatsraad benoemd, deed nog verschillende groote reizen en overl. 24 Jan. 1834 op zijn landgoed in Lijfland.