Gepubliceerd op 19-01-2021

Alexander (schotland)

betekenis & definitie

Drie koningen van Schotland voerden dezen naam:

Alexander I — zoon van Malcolm Ceannmor. volgde zijn broeder Edgar in 1107 op en bestuurde zijn land gedurende zeventien jaren onder tallooze moeilijkheden met veel beleid. Bij een gelukkigen aanleg voegde hij het voordeel eener zeer zorgvuldige opvoeding, onder leiding van zijn moeder Margaretha van Engeland, zoodat hij in beschaving boven al zijne voorgangers uitblonk. Een der meest geduchte opstanden die hij tijdens zijn regeering gedwongen was te dempen, was die van 1120, verwekt door Angus. Alexanders besliste houding tegenover de pretentiën van de Engelsche hiërarchie verzekerde dat de Schotsche kerk van haar onafhankelijk was, terwijl zijn bescherming van het kloosterstelsel er toe bijdroeg om de kracht dier kerk in zijn ebied te doen toenemen. In 1123 stichtte hij e Abdij van Inchcolm. Hij overleed te Stirling, 1124;

Alexander II — geboren 1198, volgde zijn vader Willem, bijgenaamd de Leeuw, in 1214 op. Reeds vroeg vertoonde hij sporen van die wijsheid en kracht van karakter, waardoor hij zich een zoo hooge plaats in de geschiedenis der Schotsche koningen heeft verworven. Zijn eerste regeeringsdaad was het aangaan eener verbintenis met de Engelsche baronnen, die zich vereenigd hadden om de dwinglandij van koning Johannes te keer te gaan. Hij trad hier echter in de rechten van den panselijken Stoel en werd daarom in den ban gedaan en op zijn land het interdict gelegd, dat twee jaar later (1218) opgeheven werd, terwijl de vrijheden der Schotsche kerk zelfs werden bevestigd. Toen Hendrik III den Engelschen troon beklom, bracht Alexander II de onderlinge veeten der beide natiën tijdelijk tot bevredigende oplossing, door een Verbond van Vrede (1217), in verband waarmee hij Hendriks oudste zuster, prinses Joan, later huwde (1221). Deze alliantie werd verbroken na den dood van koningin Joan, die geen kinderen naliet (1238), waarop Alexander II met de dochter van een fransch edelman in het huwelijk trad.

In 1244: trok Hendrik III van Engeland tegen Schotland op, doch Alexander verkreeg den bijstand der Engelsche baronnen, wier politiek het was de daden der kroon tegen te werken, zoodat hij in korten tijd een leger van 100.000 man voetvolk en 1000 man ruiterij bijeen had, waarop, zonder dat liet tusschen de beide legers tot een treffen behoefde te komen, een vredesverdrag tot stand kwam. Op een zijner vele tochten om een opstand te dempen, werd Alexander II door de koorts aangetast en stierf op Kerrera (een klein eiland, tegenover Oban aan de westkust van Argyleshire) in het 53ste jaar zijner regeering.

Alexander III — volgde 1249 zijn vader, Alexander II, in de regeering op, acht jaar oud zijnde, en werd twee jaren later uitgehuwelijkt aan prinses Margaretha, oudste dochter van Hendrik III van Engeland. De leeftijd van den koning gaf Hendrik III gelegenheid zijn plannen om zich in Schotland te doen gelden een tijdlang met succes door te zetten; doch lang reeds voor hij den mannelijken leeftijd bereikte, legde Alexander III een geestkracht en wijsheid aan den dag, die den Engelschen koning weinig hoop gaven voor het vervolg. Kort na zijn meerderjarigheid moest hij zijn koninkrijk tegen den inval der Noormannen onder koning Haco verdedigen (1263), die aanspraak maakten op de westelijke eilanden. Bij het beproeven eener landing, te Largs, aan de kust van Ayr, leden de Noormannen een geduchte nederlaag, tengevolge waarvan Alex. III zich van de Hebriden en het eiland Man verzekerde en een verdrag gesloten werd, dat in 1282 versterkt werd door ’t huwelijk van Alexander’s eenige dochter Margaretha, met Erik, koning van Noorwegen. Gedurende de laatste regeeringsjaren van Alex, III genoot Schotland een hinnen- en buitenlandsche rust, als over vele geslachten verder het geval niet meer zijn zou.

Zijn eenige zoon, Alexander, gehuwd mot de dochter van Guy, graaf van Vlaanderen, stierf zonder nakomelingen na te laten in 1284. Hierop ging Alexander III een tweede huwelijk aan (1285), ditmaal met Joletta, dochter van den graaf De Dreux. Kort daarop, bij een nachtelijken tocht van Burntisland naar Kinghorn, stortte hij met zijn paard in een afgrond en bleef op de plaatl dood.

< >