(graaf) russisch generaal, in 1790 geb., trad in 1807 in dienst en onderscheidde zich eerst in Polen, later in den Kaukasus en in Hongarije. In den Krimoorlog bewees hij gewichtige diensten; werd in 1856 opperbevelhebber in de Krim, en sloot als zoodanig den wapenstilstand met de verbonden mogendheden, waarop spoedig de vrede volgde.
In 1861 werd hij tot opperbevelhebber van de eerste armee en stadhouder van Polen benoemd, welken post hij evenwel in 1862 moest verlaten, daar de russische regeering het voor raadzaam hield, om zijn gestreng bestuur door een zachter te vervangen. Nog voor zijn vertrek uit Warschau deed men een aanslag op zijn leven, waarbij hij een zware wond bekwam, ter genezing waarvan hij zich naar Duitschland begaf. Sedert dien tijd leefde hij ambteloos te Odessa of op zijn goederen in Bessarabië; hij overl. 13 Febr. 1874 te Petersburg.