Dec.. Eschdoornachtigen, plantenfamilie van de klasse der Tweezaadlobbigen met veelbladige bloemkroon, Bicotyledones polypetalae, en van de onderklasse der Thalamifloren; de fam.
A. omvat boomen met tegenovergestelde, zelden vindeelige bladeren en tot trossen of tuilen vereenigde bloemen, die door mislukking dikwijls éénslachtig zijn; kelk vrij, 4—5-bladig, 8—12 meeldraden, ingeplant op eene klierachtige, hypogynische schijf; vruchtbeginsel 2-hokkig, elk hokje voorzien van 2 eitjes, stijl onverdeeld, uitloopende in 2 stempels, vrucht 2-vleugelig, zaden zonder kiemwit; kiem gekromd, met geplooide zaadlobben. De soorten zijn meest allen hooge boomen, met vast, fijndradig. wit en soms gevlamd hout; de schors is rijk aan looistof; bijna alle soorten bevatten suikerhoudende sappen. (Zie Acer en Suiker-Ahorn). Fossiele overblijfselen (bladeren bloemen, vruchten) zijn gevonden in tertiaire lagen.