Prosopalgia, Tic douloureux, een veelvuldig voorkomende zenuwpijn (neuralgie), in het gebied van het vijfde hersenzenuwpaar; voor de kennis en de genezing der A. heeft zich vooral de Engelsche arts Fothergill (1773) verdienstelijk gemaakt, waarom de A, ook wel Foithergillsche A. wordt genoemd. De aandoening bestaat in hevige pijn in het aangezicht, gewoonlijk soms alleen aan eene zijde.
Deze pijn treedt soms plotseling op, terwijl in andere gevallen allerlei voorboden haar voorafgaan (onrustigheid, jeukend en kriebelend gevoel in hoofd en ledematen, trillen en gloeien der doelen, waarin de pijn zal optreden); soms komt bij kauwen, spreken, lachen of niezen de pijn eensklaps op. Het pijngevoel zelf is niet altijd gelijk, maar kan borend, brandend of stekend zijn. De plaatsen waar de A. het meest optreedt, zijn de oogen, het voorhoofd, de neusvleugels, de bovenlip, de kin en de tanden. Gedurende den aanval wordt het gelaat veelal hoogrood, en er wordt een hevig kloppen der slagaderen aan het hoofd waargenomen. Tegen het einde van den aanval is er gewoonlijk eer. overmatige afscheiding van speeksel en tranen. Soms is de ziekte met één aanval afgeloopen, in andere gevallen houdt zij . weken, maanden en zelfs jaren lang aan.
Bij kinderen komt zij zelden voor, het meest bij lieden van 30—50 jaar, meer bij vrouwen dan bij mannen. Zij kan verschillende oorzaken hebben (erfelijke aanleg, kouvatten, gemoedsaandoeningen, wonden, gezwellen, ziekten van het oor, tanden en schedelbeenderen; ook bij tusschenpoozende koorts wel waargenomen). Behandeling: verbetering van den algemeenen gezondheidstoestand des liehaams; anders met den galvanischen stroom of doorsnijding der zenuw, en als zij het gevolg van koorts ii?, door toediening van kina; tegen de afzonderlijke aanvallen: onderhuidsche injectie met een pijnstillend medicament (inzonderheid morphium).