VOORZEGGEN - (zeide voor, heeft voorgezegd of voorgezeid), voor een ander zeggen, influisteren : men heeft hem alle antwoorden voorgezegd ;
— aan een ander (iets) opzeggen of voorlezen om te laten nazeggen of naschrijven: iem. een brief voorzeggen, dicteeren;
—, (voorzeide, heeft voorzegd of voorzeid), voorspellen. VOORZEGGING, v. (-en), het voorzeggen, dicteering ; voorspelling.