VERONGELUKKEN - (verongelukte, is verongelukt), omkomen : bij den brand zijn twee menschen verongelukt; de luchtreiziger verongelukte;
— schipbreuk lijden: het schip is verongelukt;
— (fig.) mislukken, slecht uitvallen: de onderneming, het plan, een boos opzet verongelukte ; hij verongelukte, bereikte niet wat hij beoogde ; in de maatschappij verongelukken, geen behoorlijke positie krijgen. VERONGELUKKING, v. het verongelukken; (fig.) mislukking.