SLICHTEN - (slichtte, heeft geslicht), gelijk, gladmaken : leder slichten, de vellen, de huiden slichten, ontvleezen ; afwrijven of afschaven ;
— (wev.) pappen, de kettingdraden van een weefsel met eene lijmige pap bestrijken om ze glad te maken ; de koppen der zandstuivingen slichten, slechten, gelijkmaken, afgraven;
— (fig.) slechten, beslechten. SLICHTING, v. het slichten.