Pinksterlelie v. (-s, ...liën), (plantk.) witte narcis of tijdeloos;
...LIED, o. (-eren), toepasselijk lied met Pinksteren gezongen;
...MAAND, v. (-en), maand waarin Pinksteren valt;
...MAANDAG, m. (-en), tweede dag van het pinksterfeest;
...MORGEN, m. morgen van pinksterzondag;
...NACHT, m. nacht van den ingang van Pinksteren;
...NAKEL, v. (-s), eene soort van brood; pastinak;
...PEER, v. (...peren), eene bijzondere soort van peer;
...POP, v. (-pen), iem. die met Pinksteren geheel in ’t nieuw steekt;
...PREEK, v. (-en), preek met Pinksteren gehouden, op Pinksteren toepasselijk;
...ROOS, v. (...rozen), eene soort van pioen;
...TIJD, m. (-en), tijd omstreeks Pinksteren;
...VACANTIE, v. (-s, ...tien), vacantie ter gelegenheid van het pinksterfeest gegeven;
...VREUGDE, v.;
...VUUR, o. vreugdevuur, den tweeden of derden Pinksterdag op de pinksterweide ontstoken;
...WEEK, v. (...weken), de week op Pinksteren volgende;
...WEIDE, v. (-n), weide waarop het pinkstervuur ontstoken wordt;
...ZANG, m. (-en), pinkstergezang;
...ZONDAG, m. (-en), eerste dag van het pinksterfeest.