Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie G
- Gerasp
- Geratel
- Geravot
- Gerda
- Gerden
- Gerdoe
- Gerecht
- Gerechtelijk
- Gerechtig
- Gerechtigd
- Gerechtigde
- Gerechtigen
- Gerechtigheid
- Gerechtsbode
- Gerechtshof
- Gerechtsoefening
- Geredder
- Geredekavel
- Geredeneer
- Gereed
- Gereedelijk
- Gereedhangen
- Gereedheid
- Gereedhouden
- Gereedkomen
- Gereedleggen
- Gereedliggen
- Gereedmaken
- Gereedschap
- Gereedschapskist
- Gereedstaan
- Gereedzetten
- Gereedzitten
- Gereformeerd
- Geregeld
- Gerei
- Gereis
- Gerek
- Gereken
- Gerekt
- Gerel
- Geren
- Gerenommeerd
- Gereserveerd
- Geresolveerd
- Gereutel
- Gerevel
- Gerf
- Gerfkamer
- Gergel
- Gergelen
- Gergelijzer
- Geribbeld
- Geribd
- Gericht
- Gerichtsdag
- Gerief
- Geriefelijk
- Geriefelijkheid
- Gerieken
- Gerieven
- Gerievig
- Gerij
- Gerijg
- Gerijm
- Gerijte
- Gerikkekik
- Gerikketik
- Geril
- Gerimpeld
- Gering
- Geringachten
- Geringd
- Geringheid
- Geringschatten
- Gerinkel
- Gerinkink
- Gerist
- Geritsel
- Germ
- Germaan
- Germaansch
- Germania
- Germaniseeren
- Germanisme
- Germanist
- Germanium
- Germanomanie
- Germinal
- Germinatie
- Germineeren
- Gerochel
- Geroei
- Geroekoek
- Geroem
- Geroep
- Geroer
- Geroezemoes
- Geroffel
- Gerokt