BIJSTEKEN, (stak bij, heeft bijgestoken), door insteken vermeerderen;
— de turf eene laag dieper uithalen;
— gij moet er nog eenige spelden bijsteken, bij de andere steken;
— al stekende den juisten vorm aan iets geven de hoefsmid moet den hoef bijsteken, alvorens een nieuw ijzer aan te leggen;
— (gew.) ondersteunen, helpen: hij kan zich zelven nog niet bedruipen: zijne ouders moeten hem nog altijd bijsteken.