AFREPELEN, (repelde af, heeft afgerepeld), door middel van een repel de knoppen of zaaddoozen (knotten) van het vlas trekken : er zitten nog knotten aan het vlas, die moeten er afgerepeld worden; dat vlas is niet zuiver afgerepeld, ook af knotten gezegd;
— (fig.) (gew.) zijne kleederen afrepelen, ze erg havenen en scheuren door stoeien, ravotten, klauteren enz., zoodat ze er uitzien, alsof ze over den repel gehaald waren;
— (het vlas) geheel repelen;
— alles afdoen wat er te repelen valt, zoodat dit gedeelte der bewerking is afgeloopen : is al het vlas al af gerepeld ?; zoodra wij afgerepeld hebben.