m. (-ken),
1. het zwikken; verdraaiing, verstuiking (van een lichaamsdeel);
2. (bouwk.) wigvormig deel: hoek van een gevelveld ; steunend deel van een hangkoepel, lunet;
3. houten pen of pin voor het luchtgat van een vat;
4. wrijfhout;
5. punt van een hoefnagel.