Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zolder

betekenis & definitie

m. (-s),

1. bovenste verdieping of ieder der verdiepingen onder het dak van een gebouw, veelal tot bergplaats of bewaarplaats dienende : oude rommel zet men op zolder; hele huizen kon je inrichten met wat je op de zolders vond (E. Raedt.de C.);
2. verdieping van een pakhuis; zegsw.: iemand op zijn achterste zolder jagen, hem ten zeerste krenken, boos maken;
3. vlak dat een kamer naar boven begrenst, dat haar afscheidt van een hogere verdieping : de lamp hangt aan de zolder; tot de zolder reiken;
4. houten verhevenheid tot verhoging van de grond, plankier; — (gew.) papieren zolder, laag, drassig land waar het vee met de poten als het ware doorzakt.

< >