1. zoet maken: vruchtensap zoeten; — abs.: basterdsuiker zoet sneller dan witte ; — verzachten: wijn met zwavel zoeten ;
2. zoet worden ;
3. zeer glad schaven : polijsten ; natuursteen voor de laatste maal naschuren; — kanten zoeten, de scherpe kanten wegnemen, afronden.
Gepubliceerd op 01-01-2021
Zoeten
betekenis & definitie