v. (-en),
1. het zenden: zending van geschenken ;
2. wat gezonden wordt: zending van M.M. ;
3. opdracht, taak die elders vervuld of verricht moet worden, missie: hij kreeg een zending naar Berlijn ; — vand. (w. g.) gezantschap, legatie ;
4. (in ’t bijz.) opdracht vanwege een hogere macht: hij beschouwde zijn taak als een zending;
5. het geheel der werkzaamheden der zendelingen en de gezamenlijke zendelingen : de Protestantse zending (de Katholieken spreken van missie); — de inwendige zending, de bevordering van de bekering door prediking van het Evangelie binnenslands:
6. missie, standplaats van zendelingen.