v. (-en), grote, veelal vlakke landstreek
die tengevolge van gebrek of volkomen gemis aan water van bijna alle plantengroei ontbloot en daardoor onbewoonbaar is: de woestijnen van Afrika; oasen in de woestijn; — (fig.) in de woestijn preken, voor dove oren preken, geen gehoor vinden; — (oneig.) dor en ledig, onbewoonbaar land ; vgl. ijswoestijn e.d.; — (fig.) de woestijn des levens, het dorre, van alle genoegens ontblote leven.