m. (-ken),
1. eig. luchtzak, zak vol lucht; fig. (vero.) snoever, grootspreker, brani;
2. (luchtv.) aan oeide zijden open konische zak die, aan een staak bevestigd, de windrichting aangeeft ;
3. (verkl.) (org.) kleine lederen zakjes die de uitgang naar de bodem der windkast afsluiten.