m.,
1. het opvangen van de wind ; een zeil ten windvang stellen, het aan de wind blootstellen ; 2. zeilwerk ; (thans) de oppervlakte van een schip (vooral de opbouw) die de weerstand van de lucht ondervindt bij het vaartlopen;
3. (bosb.) windmantel;
4. toestel op een schoorsteen om de trek te bevorderen; — ventilator;
5. (jag.) neus van grof wild ;
6. (Barg.) overjas, mantel.