v. (-sen),
I. woest gebied op aarde, waar de mens nog niets veranderd heeft, bep. een ontoegankelijk, onherbergzaam, dicht begroeid gebied : in de wildernis ronddolen; in de willernissen van Zuid-Amerika leven nog vele Indianenstammen;
2. plek grond waar alles in ’t wild groeit: die tuin wordt een echte wildernis, hij wordt niet onderhouden ;
3. (w. g.) wilde groei: wildernis wuift welig langs gewelf poort, schoor en schouw (H. de Vries).