v. (wijzen),
1. manier, vorm van geschieden of van handelen : dat gebeurde op deze wijze ; een zekere wijze van doen ; hij heeft een bijzondere wijze
van spreken ; men kan daarbij op verschillende wijzen te werk gaan; op duidelijke wijze te kennen geven; bij wijze van spreken, om het zo eens te zeggen ; — bij wijze van roer, zich van het genoemde bedienende als van een roer; gewone manier van doen, gebruik: op de -wijze der Fransen ; naar de wijze des lands ; — (spr.) ’s lande wijs, ’s lands eer, ieder land heeft zijn bijzondere manieren, gebruiken, die men moet eerbiedigen;
2.zangtoon, melodie : een nieuw lied op de wijze van ,, lo vivat” te zingen ; dat is een bekende wijs ; — van de wijs raken, niet in toon blijven, (fig.) in de war, van streek raken, (ook) ongesteld worden; ook van zaken : de klok is van de wijs ; — iern. van de wijs brengen ;
3.(taalk.) modus : de wijzen der werkwoorden, de vormen die dienen om de betrekkingen aan te duiden waarin de gedachte in een volzin uitgedrukt, naar de voorstelling van de spreker, staat tot de werkelijkheid : de aantonende, de aanvoegende, de onbepaalde, de gebiedende wijs.