(sleepte weg, heeft weggesleept),
1. slepende wegnemen, naar elders voortslepen: die hond sleept alles weg ; een zwaar pak wegslepen ; de stroom sleepte het schip weg ;
2. (oneig.) roven, wegvoeren ;
3. (fig., vrijwel veroud.) vervoeren, medeslepen : wij waren door zijn redevoering weggesleept.