(sloeg weg, heeft en is weggeslagen), overg.,
1. door slaan verwijderen of voortstuwen : een bal wegslaan ; wiggen, steunblokken wegslaan ; — door slaan verdrijven: iem. van de deur wegslaan ; (zegsw.) hij is er niet van weg te slaan, met geen geweld er van weg te krijgen; — (oneig.) doen wijken of breken door er met geweld tegen aan te botsen : de overkomende golven hebben een stuk van de verschansing weggeslagen;
2. (in het damspel) door slaan wegnemen ;
II. onoverg., door aanbotsend geweld weg, van zijn plaats, uit zijn verband gerukt worden, weggeslagen worden : bij die storm sloegen grote stukken land weg.