(dreef weg, heeft en is weggedreven),
1.(overg.) verdrijven, ergens vandaan drijven: de vijand wegdrijven ; iemands vee wegdrijven, uit de weide stelen ;
2.(onoverg.) zich drijvend verwijderen, heendrijven: het schip i s weggedreven; het ijs drijft weg; de wolken drijven weg.