v. (-n), grootte van de betekenis die iets heeft als bezit, door gehalte, als middel tot een doel, door betrekking of door een combinatie van deze factoren ;
1. betekenis als bezit en ruilobject: die verzameling vertegenwoordigt een grote waarde; de waarde wordt geschat op f 5000 ; de prijs van dat voorwerp staat in geen verhouding
tot de waarde; hij kent de waarde van het geld niet; — (spr.) heden vol waarde, morgen in de aarde, al het wereldse is onbestendig ; — in ’t bijz. deze bet. uitgedrukt in geld : een pakket met aangegeven waarde; — contante waarde, waarde in geld op heden met verrekening van interest; — bedrag (b.v. van een wisselbrief): waarde ontvangen, waarde genoten, waarde in rekening;
2. (pregn.) grote waarde (in de bet. 1.): voorwerpen van waarde ; is het iets van waarde?
3. betekenis door gehalte: de waarde van een kunstwerk ; innerlijke waarde (ook met betr. tot het gehalte aan fijn goud of zilver); zedelijke waarde; iemand op de juiste waarde schatten; — ieder in zijn waarde laten, op niemand iets afdingen ; — in waarde houden, in ere, met het nodige respect behandelen;
4. betekenis door betrekking of functie : waarde aan iets hechten ; — van nul en gener waarde, nietig; — de waarde van een woord, een uitdrukking, de betekenis in het gebruik, in een verband; — (muz.) waarde ener noot, de tijdduur aan haar toegekend ; — (wisk.) de waarde van een getal, de grootte in positieve of negatieve zin; — in wetensch. en techn. ook in andere toepassingen; — 5. betekenis als middel tot een doel: kennis van het Latijn is van grote waarde in dat vak; de röntgenstralen zijn van veel waarde bij het geneeskundig onderzoek ;
5.(concr.) zaak van waarde of voor zover zij waarde heeft: dat alle waarden in verband behoren te staan tot de hoogste en alomvattende waarde, die de religie kent (v. d. Leeuw); — in ’t bijz. in toepassing op geldswaardig papier (germ. ?).