(is vooruitgelopen),
1. vóór anderen lopen ;
2. (fig.) de of op de gebeurtenissen, op de beslissing (enz.) vooruitlopen, die niet afwachten, maar reeds te voren zijn oordeel vellen, zijn besluit of maatregelen nemen enz., anticiperen ; — de tijd vooruitlopen, niet de gang van zaken afwachten : — het verhaal vooruitlopen, zaken vertellen die eigenlijk pas verderop in het verhaal ter sprake komen;
3. eerder dan anderen op weg gaan of sneller gaan om ergens eerder te zijn : loop jij maar vooruit en zeg dat we gauw komen.