v. (vlooien), groep of orde van vleugelloze, springende insecten (Suctoria of Aphaniptera) die zich met het bloed van mensen en dieren voeden; in ’t bijz. de mensenvlo (Pulex irritans): vlooien hebben, vangen; (zegsw.) opvliegen als een bosje vlooien, plotseling geweldig opstuiven ; — de magere vlooien bijten het hardst, de slechtst gesitueerden doen zich het meest gelden : (gew.) een vlo in 't oor hebben, ongerust zijn.
VLOOTJE, VLOOITJE, o. (-s).