(verschoof, heeft en is verschoven),
1.schuivende verplaatsen : een stoel, een damsteen verschuiven ;
2. (fig.) opzij zetten, verstoten : hij werd overal verschoven ;
3. naar een ander tijdstip verplaatsen, uitstellen : een les, een bezoek, een zitting verschuiven ;
4. zich schuivende verplaatsen : uw muts is verschoven ; verschuif wat. schik wat op.