(verstiet, verstootte, heeft verstoten),
1. (w. g.) stotende verplaatsen: een bal op het biljart verstoten ;
2. van zich stoten, uit zijn huis of zijn omgeving
verwijderen, resp. niet opnemen : iem. verstoten ; de vluchtelingen werden overal verstoten ; een kind verstoten, het niet meer als zijn kind erkennen ; een vrouw verstoten, zich van haar scheiden, haar uit het huis zetten ;
3. (thans w. g.) verachten, van zich werpen (vermaningen enz.).