o. (-ten),
1. verscheidenheid van voorwerpen waaruit men kiezen kan, sortering: een ruim verschot van iets hebben ;
2. voorschot, wat men (voor een ander) uitgeeft of voorschiet; inz. (kleerm.) hetgeen men boven zijn werk voor andere benodigdheden voorschiet : f 15 maakloon en f 10 verschot;
3. (Zuidn.) spit (in de rug).