(verhing, heeft verhangen),
1. anders, elders hangen, ophangen: mijn hoed is verhangen; een spiegel, een portret verhangen; (fig.) de hekken zijn verhangen, zie Hek ;
2. zich verhangen, zich door ophanging van het leven beroven : ik jaag hem, in zijn wanhoop, naar een bos ; daar laat ik hem zich aan een boom verhangen (Staring);
3. (Zuidn.) verhangen naar iets, verzot zijn op.