(verbeeldde, heeft verbeeld),
1. in beeld vertonen, voorstellen: deze schilderij verbeeldt de slag bij Waterloo ; het toneel verbeeldt een bos ; — (oneig.) moet dat een bed verbeelden? is dat iets dat men een bed kan noemen ? m.a.w. het is helemaal geen behoorlijk bed; — wat moet dat verbeelden! wat heeft dat te betekenen ?
2. zich (iets) verbeelden, in zijn geest zich voorstellen, zich indenken: ik kan mij verbeelden hoe blij hij was ; verbeeld u, stel u voor ; — verbeeld je! wordt gebruikt om te kennen te geven dat het zo even gezegde zeer dwaas of ongepast is; — in ’t bijz. wordt zich verbeelden gebezigd met betr. tot onware voorstellingen, hersenschimmen : dat verbeeld je je maar, dat is helemaal niet zo ; — hij verbeeldt zich zeer knap te zijn, houdt zich (ten onrechte) voor zeer knap; —zich veel verbeelden, verwaand zijn : — wat verbeeldt gij u?, wat denkt ge wel ? wat matigt ge u aan ?
