Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Veertiende

betekenis & definitie

I. bn., rangtelw., komende na de dertiende : de veertiende eeuw (1300—1400) : het is de veertiende dag der maand ; (zelfst.) het is nu de veertiende ; gij zijt de veertiende, de veertiende persoon ; Lodewijk de Veertiende (XIV) van Frankrijk, de veertiende koning van die naam van Frankrijk ; — de veertiende man (aan een tafel, om het ongeluksgetal 13 te overschrijden) ;

II. zn. o. (-n), elk der gelijke delen, waarvan er veertien in een geheel gaan : drie veertiende, drie veertienden, al naar men de delen bij elkander of afzonderlijk beschouwt.

< >