1. rangtelw., komende na twaalf: het dertiende vers ; — zelfst.: heden is het de dertiende, nl. die dag der maand; Lodewijk de dertiende (XIII);
— ten dertiende, bijw. uitdrukking: in de dertiende plaats;
2. verdelingsgetal, dertiende deel: een en een dertiende, 11/13.