Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vapeur

betekenis & definitie

I. (<Fr.), m. (-s),

1. (veroud.) damp, mist: rook;
2. (veroud., in de vorm van het mv.) vapeurs, oprispingen ;
3. (veroud.) vapeurs, al of niet ingebeelde modeziekte van dames, bestaande in verschijnselen van hysterische of depressieve aard: de nikklen meubelen zijn wel rationeel, maar helpt mij dat wanneer ik mij verveel? geef : ziel, vapeurs, maan en muziek, o lieve, bete romantiek (Greshoff);
4. (gewest, in Z.-Ned., thans veroud.) spoortrein;
5. (gewest, in Z.-Ned., thans veroud.) lucifer, zo genoemd omdat bij het ontbranden van de oude lucifers vaak een onaangenaam walmende rook ontstond ;

II. (<Hd.) o., soort van weefsel (mousseline): gehoord vapeur.

< >