Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitstellen

betekenis & definitie

(stelde uit, heeft uitgesteld),

1. opschorten, verschuiven tot later, niet op de vastgestelde tijd doen plaats hebben : stel niet uit tot morgen, wat ge heden kunt bezorgen ; de voltrekking van een vonnis uitstellen ; voor onbepaalde tijd uitgesteld; — (R.-K.) een biechteling een week uitstellen, nog niet de absolutie geven, maar hem na een week nog eens laten biechten;
2. te prijk stellen, uitstallen; vgl. Uitstelling.

< >