(riep uit, heeft uitgeroepen),
1. roepende uiten, op luide toon doen horen: ,,o God!” riep hij uit; luid uitgeroepen woorden;
2. roepende aankondigen, bekendmaken : er is uitgeroepen dat… ; vis uitroepen, bekendmaken dat er vis aan de markt is;
3. proclameren, de genoemde kwaliteit openlijk opdragen aan : iem. tot of als koning, keizer uitroepen;
4. (w. g.) buitenroepen [geen samenst. in iem. de kamer uit roepen].