Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitkeren

betekenis & definitie

I. (keerde uit, heeft uitgekeerd), (Zuidn.) uitvegen.

II. (keerde uit, heeft uitgekeerd), als aandeel of rechtmatig deel betalen (aan): aan de werkloze arbeiders wordt 16 gld. per week uitgekeerd; over het laatste kwartaal wordt een dividend van 2% uitgekeerd.

< >