Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uitgieten

betekenis & definitie

(goot uit, heeft uitgegoten), gietende doen vloeien uit —, resp. ledigen: zij schepten water en goten het uit (1 Sam. 7:6); een emmer water uitgieten; (fïg.) uitstorten: zijn gramschap, de fiolen van zijn toorn over iem. uitgieten.

2. (w. g.) door water te gieten blussen.

< >