(at uit, heeft uitgegeten),
1. (w. g.) etende ledigen: hij heeft de pot uitgegeten.
2. etende wegnemen uit, resp. ontdoen van het binnenste: hij heeft de korst geheel uitgegeten; de muizen hebben de kaas uitgegeten.
3. eten, leven ten koste van anderen en die aldus verarmen: zijnvrienden hebben hem geheel uitgegeten.
4. (gemeenz.) iemand die gaat vertrekken uit zekere kring een afscheidsdiner aanbieden: hij wordt morgen uitgegeten, in verband met zijn vertrek naar X.