v. (-en),
1. het trekken in versch. bet.: de trekking van de stroom; er zit trekking in de schoorsteen, de schoorsteen trekt goed; — het trekken van een wissel;
2. uitloting: trekking van half Maart tot 1 Mei;
3. onwillekeurige, pijnlijke of stuipachtige beweging, samentrekking van of in enig lichaamsdeel: trekkingen in het been hebben.