I. (torste, heeft getorst), met grote moeite (iets) dragen (inz. op de rug): een zware koffer torsen ; — ook gezegd van hetgeen in fig. zin bezwaart: leed, schuld enz.: een niet te torsen schuldenlast.
II. (torste, heeft getorst), (vierkante of platte ijzeren staven) draaien, zodat daarin regelmatige windingen als een schroefdraad ontstaan.